Tuinarchitectuur: de landschapstuin ‘de Villa’ in de Ooijpolder bij Nijmegen.
Impressies van twee bezoeken in de zomers van 2013 en 2014.

Inleiding

Op de website van ‘de Villa’, wordt de 2 ha grote tuin beschreven en met prachtige foto’s toegelicht. De eigenaars spreken over het omringende landschap, als een ‘omlijsting voor hun tuin’.
Een uitspraak die mij als architect extra nieuwsgierig maakte naar de vooral ruimtelijke kwaliteiten van het ontwerp, dat evenals de aanleg zelf door de eigenaren is verzorgd.
Een onderwerp dat in publicaties weinig aandacht krijgt en waar mijns inziens met die kennis zo veel extra ‘tuinplezier’ te beleven is.
Zeer onder de indruk van het eerste bezoek in augustus 2013, greep ik de ‘pen’, wat ik nog nooit eerder had gedaan en legde mijn belevenissen in een korte bedankmail vast.
Tevens concluderend, dat er nog veel meer over te vertellen moet zijn. 8 augustus dit jaar, bezocht ik de tuin opnieuw. Bij het afscheid nemen, zegde ik de eigenaar toe, mijn ruimtelijke belevenissen van die twee bezoeken tot een nieuw geheel samen te voegen.
Als leek op dat gebied, zal ik niet in detail op de beplantingen ingaan.

Middels enkele eerdere bezoeken aan de Ooijpolder was ik globaal wel met het karakteristieke beeld bekend, maar ontbrak nog inzicht in de ontstaansgeschiedenis.
Voordat ik aan het schrijven begon heb ik mij daarover geïnformeerd, wetend hoe belangrijk dat voor elk nieuw ontwerp kan zijn, en ook in de bezoeken al had geproefd.

Het gebied was in de voorlaatste ijstijd (125-250.000 jaar geleden) bedekt door het Scandinavisch landijs (200-225 m dik), met de stuwwal van Nijmegen (tot wel 100 m hoog) als meest zuidelijk resultaat. Dit landijs werd doorsneden door rivierstrangen (de Rijn) die het smeltwater van de alpine gletsjers naar het noorden en westen afvoerden.
In de daarop volgende warme periode trok het landijs zich terug en bleef uiteindelijk tussen de hoofdstroom van de rivier en de zuidelijk daarvan gelegen stuwwal, een woest moerasgebied over.
Eerst in het begin van onze veertiende eeuw werd een begin gemaakt met het aanleggen van dijken langs de hoofdstroom van de rivier, voortgezet in de volgende eeuwen. Waar ook dijken doorbraken, met de nu prachtige wielen en resterende rivierstrangen als resultaat en waar later bij hoogwater, ook land onder water werd gezet om ongecontroleerde dijkdoorbraken te voorkomen. Wat tegelijkertijd weer zorgde voor nieuwe afzettingen van riviergrind en -zand dichtbij de rivier, tot vruchtbare klei aan de uiterste randen. Met een nu nog steeds herkenbaar reliëf in de bodem. Waar menselijke nederzettingen in volgende eeuwen weer door het water konden worden verzwolgen. Tekenend voor de onafgebroken dynamiek in de vorming van het landschap.
De boerderijen werden als wapen tegen het water op ‘pollen’ (terpen) gebouwd, en voor de begrenzingen van de percelen werden hagen geplant. Elementen die al eeuwenlang mede de ruimtelijke karakteristiek bepalen.

In het kleinste dorp van Nederland in Persingen in de buurtschap Wercheren, nu nog steeds bestaande uit vijf witte historische terpboerderijen, liet aan de Leuthsestraat een zoon van een van die boeren, die onderwijzer in Ooij was, in 1936 een eenvoudig woonhuis bouwen. De ‘burger’architectuur was passend voor die tijd, maar als vreemde eend in de bijt van die agrarische omgeving al snel humoristisch ‘de Villa’ genoemd. Nu tien jaar geleden gekocht door het echtpaar Frederix, die daar opnieuw als vreemde eenden in de bijt, hun landschapstuin tot ontwikkeling brachten. Het perceel is op het ZZW gericht en ongeveer 80 m breed en 250 m lang.


Impressies

Ruim voor ‘de Villa’ bij de waterplas, ben ik uitgestapt. Wat direct opvalt is de doorgaande bomenrij langs de Leuthsestraat, die bij ‘de Villa’ is onderbroken door een manshoge beukenhaag. Een levende wand die het perceel niet alleen privacy biedt, maar tevens heel direct, als een ritssluiting aan het landschap hecht.
IJslandse paarden langs de oevers, begeleiden mij al zoekend naar de ingang. Bijna direct na de plas, in de beukenhaag een terugliggend en zorgvuldig vormgegeven ingangsgebiedje met een solitaire boom en een mooi gedetailleerd houten toegangshek. Ik sta meteen al ‘binnen’. 
Langs strak geschoren taxusblokken, ga ik over een smal pad de voordeur voorbij en met een kijkgaatje naar het grote water ‘achterom’, alsof je bij de buren een kop koffie gaat drinken. Heel intiem en de spanning neemt toe.
Direct om de hoek het woonkamerterras. De eigenaar is ter begroeting aanwezig. Dan als in een flits de zichtlijn naar het zuiden.
Het eerste zeer indrukwekkende zicht op de tuin en het achterliggende landschap dat wordt begrensd door dat oerbeeld op ruim twee km afstand, de stuwwal. Binnen enkele minuten een drietal volkomen verschillende ruimtelijke ervaringen, die bij mij het gevoel van een ‘aha erlebnis’ oproepen. Van groot naar klein, naar groot en zeer groot. Hier zijn vaklui aan het werk geweest en nog. Ik kan mij geen beter en uitdagender begin wensen.

Op het terras staand, met even een zijdelingse blik naar zij- en voortuin blijft de eerste indruk het sterkst: de zichtlijn naar het zuiden met de siertuin prominent vooraan.
Het wat lager liggende gazon, de breedte onderstreept door twee grastreden, versmalt bij een nog jong arboretum tot een soort diafragma, een half omsloten ruimte tot gevolg.
Rechts begrensd door verschoven achter elkaar liggende taxushagen met prachtig beplante borders ertussen, die voor de versmalling en dieptewerking zorgdragen.
Opnieuw even zicht op de waterplas en een bronzen beeldengroep van ganzen, waarvan het lijkt alsof ze net uit die plas zijn opgestegen.
Links twee oude vruchtbomen, die al iets over de geschiedenis van het perceel prijsgeven. Bomen van formaat die zowel de siertuin door hun volumina begrenzen, als het zicht zijwaarts open laten. Nog veel meer te zien begrijp ik.
De siertuin is goed van maat en verhoudingen en past geheel bij de beleving vanuit de woonkamer, zo ik bij mijn tweede bezoek mocht ervaren. Ook toen ontlokte mij dat, bij het zicht op die twee vrijstaande taxusblokken op het einde van de hagen en de verte, de uitspraak: ‘hink-stap-sprong’. Duidend op de dynamiek in de persoonlijke ruimtelijke beleving van die opeenvolgende ruimtes.

Benieuwd naar ‘wat er achter ligt’, kom ik eerst in het arboretum. Wat een groeipotentie is hier nog aanwezig, langzaam in de tijd zichtbaar wordend als de bomen in omvang gaan toenemen. Ik denk me een schaduwrijk halfopen overgangsgebied van formaat, met een nu al glad geschoren grasmat, in een sterk contrast met het open en ruige weidegebied. Wel komt de vraag op, hoe de zichtlijn, in mijn beleving de ‘drager’ van deze tuin, in stand wordt gehouden. Een volgend bezoek zal dat uitwijzen.

Het natuurlijke weidegebied, geschat ruim een keer zo groot als de ‘cultuurtuin’, is
omheind met hagen en eenvoudige rondhouten hekken, die door hun horizontaliteit die openheid zowel beelden als maatgeven. Rechts het bomenrijke natuurgebiedje (oude kleiputten) en de waterplas zijn organisch met de weiden verbonden. De paarden als een levende stoffering, vrij om of daar of in de weiden te grazen. Alsof deze weiden er eerder waren dan de tuin. Hier toont de tuin zich ook in optima forma, als een deel van het omringende landschap.

Weer even teruglopend ontdek ik het verrassende gedicht ‘Handschrift’, van Noud Bles, heel subtiel geschreven op een doorzichtige plaat, woorden als zwevend in de ruimte. Woorden die specifiek gericht op deze plek al je zintuigen activeren. In overdrachtelijke zin, door de kwaliteit van het handschrift van de ontwerpers. Wat valt hier in de aanwezige stilte veel te genieten.
Op het gras ook een ruimtelijk beeld: de ‘rode fauteuils’, die slechts rust verbeelden.
Ze zijn duidelijk niet om op te zitten, het lijkt of ze willen zeggen: “Rustig aan maar er is nog veel meer te zien”.

Terecht want even verderop een geringe verhoging in het verder vlakke land. Het is de ontgraven vijvergrond beplant met siergrassen en bloeiende vaste planten, met een prachtig zicht op de grassentuin. Het is het begin van het derde kleinschalige tuindeel, met opnieuw ruimtes van intieme verhoudingen, organisch vormgegeven. Weer graspaden als gemaaide vlakken in contrast met het wild groeiende weidegras uit het vorige tuingedeelte. De manshoge borders beplant met een grote variatie aan vaste planten en wuivende grashalmen.
Ik voel me omsloten als door een explosie van vormen en kleuren. Aan de randen open plekken, met het zicht op de grootschalig landschap: de stuwwal en naar het westen, Nijmegen met de Stevenskerk en de Waalbrug. Opnieuw een goed gekozen schaalsprong.
Hier, op het einde van de tuin, voel ik ook het duidelijkst aan drie zijden, ‘de om-lijstende werking van het landschap’, zoals de eigenaars dat benoemden.
En of het niet op kan, twee gedichten die de woestheid van dat oude landschap, en de bescherming die huis en tuin daar tegen bieden, heel beeldend beschrijven. Tenslotte naar de pas een jaar oude vijver, die erbij ligt alsof dat al jaren het geval is. Nu echt een houten fauteuil om uit te rusten.

Zoals de maaiveldverhogingen refereren aan de natuurlijke hoogteverschillen van het omringende landschap, de eeuwenoude afzettingen van een ongetemde rivier, geldt dat ook voor de vijver die aan de kleiput, en de grassentuin die aan de omliggende weilanden refereert. Ik ben ondertussen  al ruim een uur onderweg en besef dat ik nog maar op de helft ben.

Op de terugweg langs de oostzijde volg ik het gemaaide graspad naar het huis. Een lintvormige ruimte die aan de buitenzijde gevormd is door een bestaande honderdjarige overgeplante grenshaag uit het omringende landschap, waarmee ook hier de tuin zichtbaar aan de omgeving is gehecht. Aan de binnenzijde begrensd door enigszins schuin geplaatste stroken met heester-beplantingen langs de weiden. Beiden plaatselijk minder of meer opengewerkt met zicht op, of het landschap  -de op pollen (terpen) liggende witte historische boerderijen-  of de paarden die ondertussen nieuwsgierig bij een hek staan. Hoe verschillend is de beslotenheid in deze route ten opzichte van die aan de overzijde, in de open ruimte met vrije zichtlijnen. Opnieuw, contrast als bewijs van vakmanschap. Door het slingeren van het pad, zonder zicht op het einde, wordt ook de spanning er extra ingehouden.
Al boordevol indrukken, wacht mij nog een aantal tuinen rondom het woonhuis. Deze zijn opnieuw met heel veel zorg aangelegd en onderhouden en logisch met elkaar en met huis en bijgebouwen verbonden. Het geheel ligt beschut achter de beukenhaag langs de Leuthsestraat, slechts onderbroken door de ‘dienstingang’.
De buxusknopen- en vijvertuin gerelateerd aan het huis; de hoogstamboomgaard, door zijn maat ook goed zichtbaar vanaf ‘buiten’, de perceelbreedte ondersteunend en de moestuin daaropvolgend weer helemaal ‘binnen’.
Het geheel is gebaseerd op een axiaal matenplan, waarin de bestaande bebouwing is opgenomen. In de bijgebouwen is een ontvangst-expositieruimte ondergebracht. Het ziet er uit alsof het altijd al zo is geweest. Ik vind dat ook terug in de uitbreiding van ‘de Villa’, die op een onopvallende en deskundige wijze is uitgevoerd, zonder afbreuk te doen aan het oorspronkelijke karakter.


Samenvattend

“Dame onder het boerenvolk” (citaat dichter Victor Vroomkoning) lijkt mij niet alleen een eretitel, maar zegt ook veel over de wijze waarop de transformatie van dat agrarisch perceel naar een parel in de Ooijpolder heeft plaatsgevonden.
Met veel respect voor het landschap is op die ook historische plek, door het echtpaar Frederix, een schitterende tuin ontwikkeld. Een integraal beeld van heldere ruimtelijke ontwikkelingen, prachtig ‘gestoffeerd’. Door deze ook voor het publiek open te stellen, wordt tevens bijgedragen aan de vitaliteit van het landelijk gebied.
Wat is in dit verband toepasselijker dan de woorden van de dichter, om uit te drukken, wat ook deze bezoeken voor mij hebben betekend: “de illusie dat wij het onbereikbare kunnen zien, horen en aanraken, ja er zelfs even deel van zijn”, als toelichting bij
‘Handschrift’. Om komend jaar terug te komen.
Na twee uur intensief bezoek en daarna rust op het terras heb ik afscheid genomen. Bij het wegrijden word ik onverwacht als een extra afscheidsgroet, uitgeleide gedaan door om de waterplas naar mij toe galopperende paarden. Opnieuw geen beter voorbeeld hoe de Dame niet alleen dynamisch aan het omringende landschap is gehecht maar er een onderdeel van is geworden.

Deventer, 5 november 2014
Kik de Vries
terug